27.06.24
Slechts 5% van de therapieën die op dieren worden getest, wordt goedgekeurd voor gebruik bij mensen

Uit een recente studie van onderzoekers van de Universiteit van Zürich en de Universiteit van Edinburgh blijkt dat slechts 1 op de 20 behandelingen die op dieren zijn getest, uiteindelijk wordt goedgekeurd voor gebruik bij mensen. De studie onthulde daarnaast dat de ontwikkeling van nieuwe medicijnen een langdurig proces is. Het kan wel 10 jaar duren voordat een nieuw medicijn wordt goedgekeurd en op de markt komt. Deze studie benadrukt nogmaals de beperkingen van dierproeven in medisch onderzoek en de noodzaak om de overgang naar proefdiervrije wetenschap te versnellen.

De vergunning voor het in de handel brengen van nieuwe geneesmiddelen vereist een grondige beoordeling van hun veiligheid en werkzaamheid. Dit gebeurt door middel van preklinische studies, die voornamelijk worden uitgevoerd op dieren, en klinische studies bij mensen. Echter, extrapoleren van de resultaten van dierproeven naar de menselijke situatie blijft een grote uitdaging. Meer dan 90% van de veelbelovende behandelingen die succesvol blijken te zijn in dierproeven, falen uiteindelijk in klinische studies bij mensen, een probleem dat al tientallen jaren aanhoudt (1234). Deze situatie is met name zorgwekkend in gebieden zoals de ziekte van Alzheimer en kanker. Ondanks de aanzienlijke inspanningen en financiering in de afgelopen 20 jaar om effectieve therapieën te vinden, is de kans dat een veelbelovend geneesmiddel faalt tijdens klinische studies respectievelijk 97% en 99% (5, 6, 7).

De meeste veelbelovende geneesmiddelen falen tijdens de klinische studies, of zelfs nadat ze op de markt zijn, voornamelijk omdat ze niet effectief zijn of onaanvaardbare bijwerkingen veroorzaken die tijdens de preklinische studies onopgemerkt bleven (8). Deze situatie leidt niet alleen tot onnodig lijden bij dieren en een aanzienlijke verspilling van middelen, maar verlengt ook het lijden van patiënten en hun families die op effectieve behandelingen wachten.

De recente studie van onderzoekers van de Universiteit van Zürich en de Universiteit van Edinburgh (9) bevestigt opnieuw de hoge faalkans van veelbelovende behandelingen die op dieren zijn getest. In deze studie analyseerden de onderzoekers 122 studies die 54 verschillende menselijke ziekten en 367 therapeutische interventies beschreven. Ze ontdekten dat slechts 5% van de therapeutische interventies uiteindelijk werd goedgekeurd voor gebruik bij mensen nadat ze alle noodzakelijke tests hadden doorstaan. De studie benadrukt ook de traagheid van het ontwikkelingsproces. Het duurt gemiddeld vijf jaar om de eerste klinische studie bij mensen uit te voeren, en tien jaar voor het verlenen van een vergunning voor het in de handel brengen. Deze lange termijnen brengen aanzienlijke kosten met zich mee - tot wel 2 miljard euro per geneesmiddel (10) - en vertragen de toegang van patiënten tot mogelijke levensreddende behandelingen.

Om deze hoge faalkans te verklaren, wijzen de auteurs van de studie op verschillende tekortkomingen in de opzet en uitvoering van dierproeven. Zo waren veel van de geanalyseerde studies niet gerandomiseerd of ‘dubbelblind’, wat betekent dat de onderzoekers van tevoren wisten welk dier de behandeling kreeg en welk dier de placebo, wat de resultaten beïnvloed kan hebben. Er zijn ook andere redenen naar voren gebracht, waaronder het gebruik van onvoldoende aantallen dieren om betrouwbaar bewijs te leveren voor de werkzaamheid van de behandeling, het gebruik van jonge, gezonde dieren, terwijl menselijke patiënten aan meerdere pathologieën kunnen lijden en ouder kunnen zijn, en fouten in de statistische analyses. De auteurs concluderen dan ook dat een verbeterd proefontwerp nodig is om de faalkans te verkleinen.

Hoewel bias en slecht ontworpen dierproeven ontegenzeggelijk bijdragen aan de hoge faalkans, laten de auteurs van de studie andere belangrijke factoren buiten beschouwing. We delen weliswaar een groot deel van ons DNA met andere zoogdieren, maar er bestaan wezenlijke verschillen in de manier waarop onze genen daadwerkelijk werken (11). Ondanks pogingen om dieren genetisch te modificeren om de menselijke fysiologie na te bootsen, vormen de intrinsieke fysiologische en genetische verschillen tussen diersoorten een onoverkomelijke hindernis voor het gebruik van dieren om resultaten te voorspellen bij de mens. Bovendien ontwikkelen diermodellen ziekten over het algemeen niet op dezelfde manier als mensen (12). Dit onvermogen om menselijke ziekten nauwkeurig na te bootsen in andere dieren vormt een belangrijke beperking van dierproeven. Daarbovenop komen nog andere factoren zoals stress veroorzaakt door de laboratoriumomstandigheden en experimentele procedures, wat de onderzoeksresultaten op onvoorspelbare wijze kan beïnvloeden, en het gebruik van doses in dierproeven die giftig zijn of niet door mensen worden getolereerd (13).

De auteurs van de studie stellen voor om de opzet van dierproeven te verbeteren, maar dit is geen afdoende oplossing om de hoge faalkans aanzielijk te verkleinen. Al decennia lang zien we een significante kloof tussen de resultaten van dierproeven en die van klinische studies. Dit benadrukt de beperkingen van diermodellen om de menselijke reactie op geneesmiddelen nauwkeurig te voorspellen. Bovendien roept het gebruik van proefdieren ethische vragen op vanwege het lijden en de schade die ze ondervinden voor mogelijke, vaak beperkte, voordelen voor de mens. Het is dan ook duidelijk dat de beste weg vooruit is om te stoppen met dierproeven en over te stappen op proefdiervrije wetenschap, gebaseerd op de menselijke biologie. Het gebruik van innovatieve proefdiervrije methoden biedt een veelbelovende en minder kostbare manier om de ontdekking van effectieve behandelingen te versnellen (141516, 17).